De voormalige kerk van San Nicolao ligt aan de rand van het historische centrum en is bereikbaar via een dicht netwerk van straatjes. Hij ligt op het punt waarop de oude weg richting het noordelijke deel van het meer en daarna de Valtellina zich voegde in de smalle straatjes van het dorp: op die plek, aan de zijkant van de kerk, zat een van de belangrijkste toegangspoorten naar Bellano, terwijl aan de linkerkant men toegang kreeg tot de sacristie en het kleine klooster, die inmiddels niet meer bestaan.
Het feit dat de kerk gewijd was aan San Nicolao houdt verband met de nabijheid van de Sentiero del Viandante, en zo was het dan ook gewoon om, in het Alpengebied, gebouwen te vinden gewijd aan de Heilige in de buurt van trajecten of doorgangswegen voor reizigers en bedevaartgangers.
Het gebouw heeft veel meegemaakt, zowel historisch als structureel gezien. In 1295 weet men reeds van het bestaan ervan, want in dat jaar wordt, voor fiscale doeleinden, een lijst gemaakt waarop het bestaan van een klooster, het zgn. Convento degli Umiliati, op de plek van de kerk wordt vermeld. Deze religieuze gemeenschap floreerde gedurende vele eeuwen in Bellano, tot deze in 1571 onderdrukt werd op bevel van Paus Pius V. Vanaf dat moment komt het klooster onder de bevoegdheid van de commandeurs om vervolgens, aan het einde van de 18e eeuw privébezit te worden, ook al werden er tot halverwege de negentiende eeuw religieuze praktijken uitgeoefend in de kerk. Na de ontheiliging van de kerk, wordt het een pakhuis van Setificio Gavazzi (de zijdefabriek van Gavazzi), en de rest van het klooster wordt afgebroken.
De voorgevel met de hoofdingang en het eerste deel van de kerk zijn een toevoeging aan het hoofdgebouw van het primitieve heiligdom, en ze dateren waarschijnlijk uit de zestiende eeuw. Het middelste en achterste gedeelte, bestaand uit twee traveeën, zijn niet op een lijn met elkaar, waarschijnlijk komt dit vanwege de aanwezigheid van een belangrijke weg die aan de zuidkant liep. De twee ruimtes, toegevoegd in de loop der tijd waardoor het hoofdgedeelte van de kerk meer richting het westen strekt, worden geïntroduceerd door een soort versierde triomfboog: de aanwezigheid van de fresco’s daterend uit de laat veertiende eeuw bevestigen de oude funderingen van het complex, en de versieringen aan de westelijke muur van het laatste toegevoegde gedeelte, daterend uit de zestiende eeuw, lijken te bevestigen dat de werkzaamheden werden gedaan tijdens het tijdperk van de Umiliati omdat er broeders behorende tot die Orde herkend kunnen worden.
Van binnen, wat nu direct onder het dak is, was vroeger opgedeeld waardoor er twee niveaus waren, terwijl het presbyterium, dat met twee treden verhoogd is, het opmerkelijke bakstenen kruisgewelf heeft behouden.
Om de architectonische ontwikkeling van de kerk nog beter te begrijpen, kan de buitenkant van de zuidelijke muur geanalyseerd worden, die grenst aan de oude weg. Deze muur vertelt namelijk de opeenvolging van de verschillende bouwmomenten. Hij bestaat uit rijen keien en stenen, grotendeels gerangschikt, onderbroken door de geforceerde, en dus latere, plaatsing van het poortje en de twee vensters omlijst door bewerkte, gehouwen stenen. Ook al zijn de architectonische vormen, zoals het gebruik van de ronde boog, prachtig Romaans, verraden de technieken en de elementen gebruikt bij het maken van de openingen, die typisch zijn voor een later tijdperk, dat ze later werden toegevoegd.
Ook al zijn de meeste versieringen verloren gegaan, zijn er van binnen toch nog een aantal fragmenten van de veertiende-eeuwse muurschilderingen.
In het eerste portaal kunnen de Verlosser, zes profeten en de Annunciatie herkend worden, in de nis van de linker muur van de tweede ruimte het Agnus Dei en twee Heiligen, in de apsis fragmenten van heiligen en tekenen van een groot Kruis. Deze werken maken deel uit van de oudste muurschilderingen in de provincie. Daarna komen de grotesken en de twee Heiligen aanwezig in de eerste ruimte, die zouden dateren uit de zestiende eeuw; de versieringen en de portretten van de tweede ruimte zouden daarentegen uit de zeventiende eeuw dateren. De meeste versieringen en het altaarstuk, genoemd in de pastorale bezoeken die in de loop der tijd plaats hebben gevonden, zijn er helaas niet meer.
Het gebouw is nu eigendom van de gemeente en wordt gebruikt voor verscheidene culturele initiatieven.